vrijdag, april 14, 2006

Afgaan als een gieter (met stijl)

Naast bankhangen, surfen (op het internet) en bedsporten is er nog een sport waar ik mij heden ten dage aan waag : Pool. Poolen is een biljartsport. Pool is vooral populair in de Verenigde Staten van Amerika. Het komt alweer van daaruit overwaaien. Pool is vergelijkbaar met Snooker alleen is de tafel veel kleiner en zijn de ballen veel groter. Vroeger liet ik mij al eens verleiden tot een spelletje tapbiljart. Da’s best aangenaam alleen stonden die tappen steeds in de weg en was net dat ene gat waar mijn ballen dan in moesten eigelijk te klein en stonden daar ook nog eens twee van die palen naast. Het hoeft hier geen verdere verduidelijking dat meestal mijn kleur op het eind restte. Dat kon ik dan verantwoorden door te stellen dat het eigelijk geen nut had om die biljartballen in dat gat te stampen omdat, eens ze weg zijn, je weer 20 frank moet ophoesten om verder te spelen. Die biljarttafels zonder gaten en zonder toppen en maar drie ballen heb ik nooit begrepen (lees verstand van gehad om te spelen).

Pool lijkt mij veel makkelijker. Zes gaten, geen tappen die in de weg staan. Het kan niet simpeler. Tot blijkt dat de spelregels enigszins anders zijn dan het gewone tapbiljarten. Valt dat effe tegen. Zo heb je 11 ballen waarvan je maar op eentje mag stampen en die ene mag dan zeker niet in één van die zes gaten verdwijnen. Over moeilijk maken gesproken... Verder moet je die witte bal gebruiken om de andere ballen in één van de gaten te krijgen én moet je op voorhand zeggen in welk gat je die bal dan wel gaat laten verdwijnen. Het hoeft geen betoog dat in mijn geval dat eigelijk steeds een wilde gok is.

Maar ik ging dus op uitnodiging van een vriend van me eens een avondje Pool spelen. De kerel zelf speelt zo af en toe Pool in clubverband waarbij hij dan duidelijk de nadruk legde op “Af en toe”. Ik dus mee. Toen we arriveerden in de Poolzaak haalde hij prompt uit z’n autokoffer een lange tas waarin zijn eigen keu stak. Ik voelde nattigheid. Wij naar binnen en aan de slag. Deskundig zocht ik in het rek met biljartstokken de minst kromme en na het al even deskundige krijten van de pomerans (da’s dat stopselke vanboven op die stok) staken we van wal. Ik liet mijn tegenstander de eer om de ballen open te stampen. Had ik beter niet gedaan. Ik ben nu eenmaal een sympathieke jongen dus ik liet hem de eer. Het eerste spelletje ging gelijk op dus ik zag het wel goed zitten. Ik maakte een eerlijke kans om als winnaar de avond af te sluiten.

Ik verloor...

Pool betaal je per uur. Maar in tegenstelling tot Snooker duurt zo’n spelletje veel minder lang. Na anderhalf uur spelen hoopte ik dat mijn tegenstander mentaal moe zou worden en dat ik toch nog een overwinning uit de brand zou slepen. Wishful thinking. Hoewel het bij een van de achtendertig spelletjes niet veel scheelde. Enkel de zwarte eightball lag nog op de tafel. Mijn tegenstander mistte. Dé kans voor mij om de eer te redden. Krijt op de keu. Slokje van de drank. Als een echte professional schrijd ik naar de tafel. Door mijn hoofd raast de gedachte : “Dit is je kans man, komaan concentreer je.” Met deskundige blik overschouw ik de tafel. Dat was snel gebeurt want er lagen maar twee ballen dus de opdracht was duidelijk : stamp tegen wit en zorg dat zwart in het gat dat je aanduid verdwijnt. De zenuwen gierden door mijn keel wat eigelijk niet nodig was want het was nu niet bepaald voor een gouden paard. Het was wel mijn eer die op het spel stond. Ik leg aan, ik mik, ik kijk, ik mik nog eens, richt mij weer op neem mijn krijtje en zorg dat alles picobello in orde is voor mijn overwinningsstoot. Ik mik opnieuw, ik trek de keu naar achter. Ik raak een voorbijganger in zijn edele delen. Weg concentratie. Ik excuseer mij uitvoerig aan de voorbijganger omdat ik een beleefd mens ben en hij twee koppen groter en veel breder is dan mij. Ik had geen zin om mijn keu op te eten. De passant accepteerde mijn excuses. Ik buig weer voorover, mik, kijk voor alle zekerheid nog eens achter mij : geen passanten. Ik leg aan en knal recht op de zwarte bal. Daar gaat de bal, hij gaat en gaat en gaat en raakt de rand van de tafel, steekt de tafel over en valt stil net op de rand van het gat waarin die bal behoorde te verdwijnen. Ik zak in elkaar als een pudding, ben mentaal gebroken. ’t Is over. Mijn enige kans om één spelletje te winnen is voorbij. Mijn tegenstander steekt de bal in de pocket met een flair die zijn gelijke niet kent in het profcircuit. Hij keek mij aan alsof hij er spijt van had. Maar dat is het harde leven van een sporter. Soms win je, soms verlies je. Meestal verlies ik en deze avond verloor ik zowat alles : 38 spelletjes op rij en mijn eergevoel. Ik ben afgegaan als een gieter.

Ik heb deze nederlaag verdronken aan de toog met drie cola’s, twee pintjes en een zakje chips. Mijn vriend vertelde me over zijn escapades aan de Pooltafel bij zijn club. Het kwam er eigelijk op neer dat ik van in den beginnen geen kans maakte. De kerel staat ergens rond de 55ste plaats in de officiële ranking. Hij vroeg me bij het naar huis gaan nog of we nog zouden gaan Poolen. Ik vroeg bedenktijd. Maar tegen dat we thuis waren had ik al besloten dat we dat zeker regelmatig moesten doen. Eerst en vooral omdat hij mijn maatje is en ten tweede omdat je nooit weet dat hij ooit eens wereldkampioen wordt. Dan kan je simpelweg stellen dat hij zijn succes heeft te danken aan de oefenpartijtjes tegen mij. IK was zijn sparringpartner. Dank zij onderandere MIJ is hij aan de top geraakt ! In interviews in de krant zal hij MIJ vernoemen als zijn sparringpartner, zijn trainingsmaatje en dat hij, dank zij zijn vrienden, vandaag staat waar hij wou staan en ik ben daar eentje van.

Beste lezer realiseer u dat u momenteel een tekst aan het lezen bent van de ‘beste’ vriend van de toekomstige wereldkampioen Pool. U zou vereerd moeten zijn.

Geen opmerkingen: